St. De Panoven
Meddo
Tijdens de cultuurhistorische verkenning in het kader van het WCL-Winterswijk heeft Walter Knoop een rapport geschreven over het Panhoes te Meddo. Ook in de uitgave 16 “meer ovver Meddo” van de werkgroep Meddo’s verleden wordt de historie van Het Panhoes te Meddo uitgebreid beschreven. Hierna volgen enkele passages uit deze uitgaven.
Historie
De historie van het Panhoes kan worden onderscheiden in drie perioden. De eerste periode eindigt omstreeks 1740/1742 met de verkoop van de bezittingen van havezate de Buurse. De tweede periode eindigt in 1826 met de verkoop van de Panovenshof aan Barend J. Goossens, koopman te Winterswijk en de derde periode heeft betrekking op alles wat na 1826 is voorgevallen.
Periode 1
De geschiedenis van het Panhoes reikt terug tot omstreeks 1650. In het verpondingsregister van die tijd staat dat “den Blijdenslat” deel uitmaakt van de bezittingen van de Buurse. Blijdenslat wordt later aangeduid met “Ticheloven”. De ticheloven heeft oorspronkelijk gestaan aan het kerkepad in Meddo, ongeveer tegenover wat wordt aangeduid met “het Bossche”. Mogelijk wijst ook de veldnaam “de Panovvensmaot” op deze locatie.
In de jaren 1740/1742 worden de vele afzonderlijke bezittingen van de Buurse verkocht en valt de havezate uiteen. Kort daarna moet Aaltjen Roscamp, weduwe van Jan te Giffel, in het bezit zijn gekomen van “erve en goed de Tigheloven”. Onder ticheloven moet in die tijd een veldoven worden verstaan, die vaak op locatie opgebouwd werd. Wanneer de situatie daartoe aanleiding gaf kon de oven gemakkelijk worden afgebroken en verplaatst.
Periode 2
De boerderij die thans bekend staat onder de naam “De Giffel” of “Panoven” is de oudste boerderij in de enclave en dateert vermoedelijk uit de tweede helft van de 18e. eeuw en/of het begin van de 19e. eeuw (1803). In het dak waren anders gekleurde pannen aangebracht met de letters TT (Teunis te Giffel). Uit oude kaarten van omstreeks 1830 tot 1850 blijkt dat er al sprake is van een “steenoven” op de plaats die overeenkomt met de plek waar zicht thans de funderingsresten van “Het Farbriek Goossens” bevinden. Hoe het ook zij, Teunis te Giffel is om en nabij “De Giffel” in de tweede helft van de 18e. eeuw begonnen met het bakken van pannen, later uitsluitend stenen.
Tot 1826 blijft de naam te Giffel aan de veldoven verbonden. In dat jaar wordt Barend Jan Goossens, koopman te Winterswijk, de nieuwe eigenaar. Daarmee eindigt de overheersende positie van de te Giffels en boerderij “De Giffel” en treedt de familie Goossens in hun plaats.
Periode 3
Barend Jan Goossens (1795-1863) kan worden beschouwd als de grondlegger van het latere scholtengoed Goossens. Hij laat zich tevens steenfabrikant noemen. B.J. Goossens wordt in 1826 eigenaar van de “onafgedeelde halfscheid”van onder meer erve “De Giffel”, het “Panoven- “ of “Giffelershuisje” en “Illebarg”. In 1829 volgt verkoop van de andere helft van de haflscheid. Eigenaar wordt Jan te Giffel, die zich op “Panovenschoppe” vestigt. Nog in 1835 wordt melding gemaakt van het feit dat B.J. Goossens en J. Te Giffel samen eigenaar zijn van een steenoven.
Tussen 1850 en 1870 wordt vermoedelijk in opdracht van H. Goossens “Nieuw Giffel”gebouwd en omstreeks die tijd of kort daarna zal de oude veldoven zijn vervangen door een eenvoudig stenen fabrieksgebouw, “Het Fabriek Goossens”. In het jaar 1911 werd het bakken van pannen en stenen gestaakt. De enige overgebleven droogschuur bevindt zich verderop bij de Giffelweg, het Panhoes.